meditatie; Wij hebben elkaar nodig
“Toen zeide Juda tot zijn broeder Simeon: Trek met mijn op in mijn lot en laat ons tegen de Kanaänieten krijgen, zo zal ik met u optrekken in uw lot. Alzo toog Simeon met hem.” Richteren 1:3
Wij zijn in de tijd van de Richteren. De veroverings gevechten zijn ten einde gekomen. Israël mocht zich stellen in het land wat de Heere hun beloofde. Het waren gebieden, valleien waar ze niet konden uitroeien want ze hadden sterke ijzeren strijdwagens. Met deze volk moesten ze later ook blijven vechten. De Israëlieten mochten ze zich niet mengen, verbond sluiten en verzoenen, want deze volk was een groot gevaar voor ze. Daarom moesten ze later ook er aan werken, strijden om deze Kanaänieten te verslaan en geliquideren. Dit was de opdracht en wil van God
1. De eerste boodschap: Er zijn door God besloten strijden. Het zijn ook strijden die niet van God zijn. Wanneer we voor onze eigen waarheid strijden en ondertussen pijn doen aan een ander en onze omgeving, wanneer we onze rechten verdedigen, in plaats van met nederigheid afstand nemen en ons dienstbaar stellen, deze strijden zijn niet van God. Er bestaat waarop God dit zegt: “…den goeden strijd strijdt. Houdende het geloof, en een goede consciëntie welke sommigen verstoten hebbende, van het geloof schipbreuk geleden hebben.” 1Tim.1:18-19.
In deze verslechterd wereld is zeker een strijd om onze geloof en goed geweten te behouden. Wij moeten strijden ook tegen de zonde wat in ons en omheen is. De Kanaänieten symboliseren de zonde en de kracht van de zonde in ons geestelijke leven. In het leven van de gelovigen heeft de Here Jezus de kracht van de zonde gebroken, hier zien we Joshua als één voorloper/voorbeeld. Wij zijn niet onder de overheersing van de zonde, maar wij zijn ook nog niet volledig vrij van de zonde. De zonde is aanwezig net zoals de Kanaänieten in de valleien. Daarom is Paulus verdrietig in de Romeinen 7 wanneer hij over de buiten en binnen strijd spreekt. Hij maakt helder dat de zonde nog in ons is. Apostel Johannes schrijft: “ Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, dat Hij ons de zonde vergeve en ons reinige van alle ongerechtigheid.” 1Johannes 1:8-9 Er zit nog zonde in ons! Wat moeten we er mee doen? Moeten we weigeren? Moeten we uitleggen? Moeten we overheen stappen? Moeten we compromis sluiten? Met deze argumenten, doen alleen onszelf bedriegen en schade aanrichten, want van nature de zonde, als de mens de ruimte geeft en niet concreet tegen hem strijdt is hij in staat om onze hart te bemachtigen. Precies hetzelfde als de Kanaänieten.
Wanneer de Israëlieten de strijd beëindigd hebben met de oorspronkelijke bewoners, dan zaten ze in de val. Ze hebben hun hart van de Heere afgekeerd en naar de waardeloze, ijdele afgoden toegekeerd.
De enige mogelijkheid met het overblijfselen van onze zonde is: strijden! Strijd tot het laatste snik toe, want ze zullen tot laatst bij ons blijven. Ik kende verschillende gelovigen dat zelfs op hun sterfbed nog grote geestelijke strijden moesten strijden omdat de zonde viel hen steeds aan. In dit geval is een groot goed als de aanwezigheid van één broeder of zuster met het geweer van het Woord helpen kan in deze strijd.
2. De tweede boodschap: we hebben elkaar hulp nodig. Dit is onze huidige hoofdbericht.
“Juda zegt tot zijn broeder Simeon: Trek met mij op in mijn lot en laat ons tegen de Kanaänieten krijgen, zo zal ik ook met u optrekken in uw lot.”
Juda voelt en weet het dat hij alleen te weinig is voor dit strijd. Er zijn zulke strijden, aanvechtingen dat we ook voelen en weten dat we alleen niet kunnen, er is een broederlijke gebed, aanmoediging, medegevoel, aanwezigheid nodig!
Zullen we wat bijbels voorbeelden gaan kijken om hoeverre we elkaar nodig hebben om moed te scheppen om hulp te vragen. En andere keer moeten wij bereid zijn om te helpen.
David verkeerde in een ontzettend moeilijke omstandigheden wanneer Saul een leger stuurde tegen hem om gevangen te nemen en te doden. Een keer heeft David in het bos verscholen. Angst, depressie, ontmoediging….Maar kwam Jonathan, de vriend van David, geestelijke broeder van hem, hij bevestigde David in het vertrouw in zijn God. Met wat? Hoe? Zo richtte Jonathan David op, op Gods beloftes.
De beloftes op het koningschap, dat heeft de Heere aan David beloofd!
Misschien momenteel werkt alles tegen, maar de Heere heeft hem beloofd en het zal gebeuren. Over deze dingen praat Jonathan met David. Wanneer we in moeilijke situatie verkeren, we zijn vatbaar om te vergeten wat de Heere heeft ons beloofd. In dit geval komt de broederlijke hulp ten goede. Helpt onze ogen opheffen, van de angsten naar de beloftes te richten, te vestigen. Wij hebben elkaar nodig!
Na de gevangenschap keert Israël naar huis en beginnen ze aan de wederopbouw onder leiding van de hoge priester Jerubabel en Joshua. Hun eerste aangelegenheid was om de tempel op te bouwen.
Het altaar is gemaakt, maar wanneer de werkzaamheden van de tempel begint, de vijand rolt obstakels op hun weg. Wij lezen zo: “het volk des lands de handen des volks van Juda slap, en verstoorde hen in het bouwen.” Ezra 4,4
Gingen beschuldigende brieven naar de koninklijke hof. De bouw stopt. In het hart van de leiders is de lust, obsessie en voornemen aanwezig om de tempel van de Heere op te bouwen, maar ze mogen het niet! Ze zijn belemmerd.
Als de tijd weer zover is dat ze kunnen beginnen, dan verkeerd de volk in grote onverschilligheid. Dan komen de profeten die de volk toespreken en worden aangemoedigd voor de tempelbouw. “Toen maakten zich op Zerubabel, de zoon van Sealthiël en Jésua, de zoon van Józadak en begonnen te bouwen het huis Gods, die te Jeruzalem woont, en met hen de profeten Gods, die hen ondersteunden.” Ezra 5,2
Gods profeten die hun ondersteunden. Met wat? Bemoedigende woorden van God. En de tempel was opgebouwd. Ze hadden de broederlijke en profetische woorden voor nodig wat hun kracht gaf om uit te komen uit hun eigen onverschilligheid en vermoeidheid wegens de confrontatie van hun vijand.
Is deze situatie bekend? Komt een broeder en hij zegt zulke woorden dat ik begin tot leven te komen en te bewegen en begin ik dingen te doen waarover ik eerder gedacht had dat het toch niet zou gaan, zal nooit gaan lukken. We hebben elkaar nodig!
In de brieven aan de Filippenzen lezen we over twee zusters die om de een of ander reden meningsverschil hadden en ze konden de manier van verzoening niet vinden. Ze waren misschien sterk van aard, denk ik. Wij weten echter niet wat de probleem was. Het zou van alles kunnen zijn, de meest kleine dingen kunnen tussen twee mensen staan, zelfs nog tussen twee gelovige mensen. De apostel wordt ook van de situatie op de hoogte gebracht, en in zijn brief gaat hij over deze wanorde spreken.
Want deze kleine en dierbare gemeente van Filippie mogen niet bederven door de strijd tussen deze twee zusters. Het moet opgelost worden! Hij schrijft tegen ze: “ Ik vermaan Euródia en ik vermaan Syutycke, dat zij eensgezind zijn in de Heere.” Filip.4,2
Om dit zo snel mogelijk te laten gebeuren, vraagt hij een metgezel om te hulp schieten. “En ik bid ook u, gij mij oprechte metgezel, zijt dezen vrouwen behulpzaam, die met mij gestreden hebben in het Evangelie.” Filip. 4.3
Dit is een vechtsituatie waarin tegen de onverenigbaarheid moeten vechten voor verzoening.
Als ze tussen elkaar niet kunnen oplossen dan hebben ze broederlijke hulp nodig. “En laat ons op elkander acht nemen, tot opscherping de liefde en der goede werken”. Hebreeën 10,24
Wij hebben broederlijke hulp nodig!
Jezus heeft zijn discipelen met zijn tweeën uitgezonden, zij gingen de strijd in, want ze vonden zich oog in oog met de vele soorten aanvallen van de duivel. De twee waren beter in staat om te weerstaan.
Het woord zegt: twee zijn beter dan één, want indien zij vallen de een richt zijn metgezel op” Prediker 4, 9-12.
Er zijn vele soorten aanvallen in ons geestelijke leven. Soms hebben we in ons hart een niet openbare zonde waar een broeder heel goed kan helpen. Jakobus schrijft: “Belijdt elkander de misdaden, en bidt voor elkander, opdat gij gezond wordt. Een krachtig gebed de rechtvaardigen vermag veel” Jakobus 5,16.
Er zijn zonden die zó zwaar op ons geest drukken dat we een broeder/zuster erbij te betrekken met wie samen bij de Heere brengen. Wanneer ik alleen niet genoeg ben! Wanneer ik mijn hart zo moet uitstorten voor de Heere, dat een zielsverwant ook horen moet/mag, die niet veroordeelt, niet bestraft maar helpt om tot rust te komen.
Wij hebben elkaar nodig!
Andere keer hebben we troost nodig, omdat in het leven onze dingen zich ontwikkelen naar bijvoorbeeld neerslachtigheid, wij zijn vol met onbeantwoorde vragen, wij verkeren in een grote onzekerheid. In deze situatie is erg fijn als een strijdbare metgezel komt met de troostende Woord.
De apostel schrijft: “Daarom, vermaant elkander, en sticht de een den ander, gelijk gij ook doet.” 1Thessalonicenzen 5,11. Wat is het toch fijn om dit te lezen : “ gelijk gij ook doet.” In Thessalonicea hebben ze dit geoefend. Het moedigt ons ook aan. Doe het!
Wij hebben elkaar nodig!
Wij kennen apostel Paulus uit de Nieuwe Testament als iemand probeerde anderen te helpen, versterken, trosten en aanmoedigen. Maar er gebeurde ook dat hij de broederlijke hulp nodig had.
Van de tweede Romeinse gevangenschap van Paulus die eindigt in het martelaarschap, zo schrijft hij aan Timotheus : “Benaarstig u haastelijk tot mij te komen. Want Démas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld lief gekregen, en is naar Tessalonica gereisd; Cresceus naar Galatië, Titus naar Dalmatië. Lukas is alleen met mij. Neem Markus mede en breng hem met u; want hij is mijn zeer nut tot den dienst.” 2 Timotheus 4, 9-11.
Hij is alleen, hij heeft de aanwezigheid van de broeder nodig.
Hij zegt zeer begerig, verlangend tegen Timotheus zijn broeder: “Benaarstig u haastelijk tot mij te komen.” Ik heb u/je nodig!
3. De derde boodschap: We hebben nederigheid nodig om elkaars hulp te vragen en aan te nemen.
Dit betekent op verschillende gebieden van mijn geestelijke leven dat ik alleen “niet” in staat ben om de overwinning te behalen na de strijd.
God heeft ons zo in Christus ingeplant dat we op elkaar zijn aangewezen. “….maar de leden voor elkander gelijke zorg zouden dragen” 1 Kor. 12,25.
Wij moeten niet zeggen, ik los zelf wel op, want er zijn dingen wat we alleen “niet” kunnen oplossen. “Wat” een nederigheid is aanwezig in de apostel, wanneer hij vraagt/smeekt: “Haast u tot mij te komen”. Verklaard dit geen zwakheid, als ik van een ander hulp vraag? Zeker wel! Bekken ik dat mezelf “te” weinig ben. Alleen met nederigheid kunnen we hulp vragen. Juda verwacht niet dat Simeon met hem optrekt maar juist vraagt hij erom. Hij zegt niet dat: jij moet maar opmerken dat ik u hulp nodig heb. Hij vraagt om hulp en hij krijgt hulp.
4. Tot slot een korte vierde boodschap. In ons hart moet de neiging aanwezig zijn om iets terug te helpen/doen.
Juda zegt: “ik zal ook met u optrekken in uw lot”. Wanneer we jouw strijden zullen strijden zal ik ook bij zijn. Met je zijn, naast je zijn. Wederkerigheid is erg belangrijk. Het christelijke leven kan en mag niet eenzijdig geleefd worden. Ik krijg en geef hulp! Wij staan open voor elkaar.
Het woord wil ons momenteel dit leren, bekrachtigen en oproepen: we hebben elkaar nodig in de goede strijd. Dankbaar zijn dat we voor elkaar mogen zijn, en ons klaar voelen om nederig hulp te vragen als we dat nodig
hebben, en ook hulp geven/bieden.
“Draagt elkanders lasten, en vervult alzo de Wet van Christus”. Gal. 6,2.
Amen.
ds. Gyula Kopas